Over verwachtingen en realisaties

Ik heb in dit project geleerd dat het normaal is dat niet elke leerling even enthousiast is over elke werkvorm. Mijn onrealistische verwachting voor de aanvang van het project, namelijk dat ik ervoor moest zorgen dat elke leerling voortdurend even coöperatief en enthousiast was, heb ik kunnen loslaten. Dit heeft plaats gemaakt voor de overtuiging dat ik wel mijn best kan doen om elke leerling te motiveren en bij de les te betrekken, maar dat dit een onbereikbaar streven is en het geen ramp is als enkele leerlingen soms afhaken. Mijn doel is nu zoveel mogelijk te voorzien in variatie in werkvormen en mijn best te doen om zo veel mogelijk leerlingen mee te krijgen en vooruit te helpen. Natuurlijk is dit een delicaat evenwicht, dat gecompenseerd kan worden door middel van interne differentiatie. Leuk aan het project vond ik juist de vele mogelijkheden tot interne differentiatie voor de leerlingen. Het feit dat ze vaak zelf konden kiezen tussen twee opties, verschillende mogelijke uitwerkingen van een creatieve opdracht of het voorzien van extra uitdagende oefeningen voor de snellere leerlingen werkte volgens mij motiverend. Zo konden taalzwakkere leerlingen op hun eigen tempo oefenen en bijleren, terwijl sterkere leerlingen niet verveeld raakten. Ook de afwisseling tussen taaloefeningen, spelletjes en creatieve opdrachten zorgden voor een prettige variatie die inspeelde op de uiteenlopende capaciteiten en interesses van de leerlingen.

Zijn dit nu de Oude Grieken?

De inclusieve aanpak van het project, zoals het betrekken van verhalen en monsters uit andere tradities en landen met parallellen in de Griekse cultuur, vond ik waardevol en – ook persoonlijk – verrijkend. Een leerling vroeg in de tweede les waarom we nu eigenlijk bezig waren over Japanse en Afrikaanse hond-monsters, want hij had een les over de Oude Grieken verwacht. Via die aanzet kon ik de vele gelijkenissen tussen de Griekse en vele andere verhaaltradities en culturen expliciteren. Ook gaf dit impliciet aan de leerlingen mee dat verschillende culturen een plaats hebben in de klas. De oefening omtrent taalverwantschappen en daarbij aansluitend de stamboom van Indo-Europese talen werd warm onthaald. De leerlingen wilden enthousiast hun thuistaal in de klas te berde brengen, en woorden aan klasgenoten leren en onderling uitwisselen. De nadruk op dekolonisatie en inclusiviteit binnen het project liet leerlingen in groeiende mate omgaan met inclusiviteit als vanzelfsprekend en natuurlijk gegeven. Naarmate de lessen vorderden waren ze meer bereid om hun eigen achtergrond of thuistaal in de les aan bod te laten komen. Het toelaten en waarderen van de thuistaal in de klas had een positieve impact op zowel het welbevinden als het leerproces van de leerlingen. Enerzijds hielp het hen bij het verwerven van Grieks en vergroten van hun algemeen taalgevoel. Anderzijds leverde het een boost op voor hun eigenwaarde.

Plezier met leerlingen

Het leukste aan het project waren voor mij met voorsprong de leerlingen zelf. Hun plezier in de lessen, leergierigheid, interesse en de opmerkelijke snelheid waarmee ze nieuwe inhouden oppikten, gaven veel voldoening. Ik was aangenaam verrast toen de meeste leerlingen na slechts één les al relatief vlot Griekse woorden konden lezen en schrijven. De ambitie van het project om aan deze leerlingen, die als taalzwak bestempeld worden, toch de ‘moeilijke’ Griekse taal spelenderwijs aan te bieden was duidelijk op haar plaats. De leerlingen verbaasden me elke week tijdens de herhaling aan het begin van de les, wanneer telkens bleek dat ze veel onthouden hadden uit de vorige les(sen) en dat velen van hen – op vrijwillige basis – het huiswerk met veel zorg en succes hadden afgewerkt. De tekstjes die ze schreven over hun familie of vrienden in de klas, met daarin Griekse woorden verwerkt, waren het fijnst om te lezen en verbeteren. Het was ook leuk om te zien dat sommigen steevast hun naam in het Grieks begonnen te schrijven op alle blaadjes die ze kregen of op hun tests. Tenslotte was het zeer fijn om de evolutie van de leerlingen tijdens de korte duur van het project te zien. Sommige leerlingen kregen zichtbaar meer zelfvertrouwen. Hoewel ze in de eerste paar lessen taalzwakker schenen en vooral hun kennis van het Nederlands minder was in vergelijking met klasgenoten, hadden ze in de laatste lessen grote vooruitgang gemaakt zowel voor Grieks als ook Nederlands. Waar ze in de eerste lessen al snel afhaakten of opgaven en zeiden ‘dat ze het niet konden’, antwoordden ze op het einde vaak op vragen en leken ze duidelijk plezier te halen uit de lessen.

— Rachel Pittie